De weefsels waaruit het bewegingsapparaat is opgebouwd, zijn het steunweefsel en het dwarsgestreepte spierweefsel. Het steunweefsel bestaat uit bindweefsel, kraakbeen en been. De door deze weefsels gevormde organen zijn de beenderen, de gewrichten en de dwarsgestreepte spieren. In de gewrichtsleer komen de eigenschappen van de verschillende soorten gewrichten aan de orde. Er is een relatie tussen de vorm van een gewricht en het aantal vrijheidsgraden dat het gewricht heeft. In de algemene spierleer wordt de bouw van de dwarsgestreepte spieren besproken. De kracht van een spier is afhankelijk van de contractiesnelheid en van de mate van verkorting van de betrokken spier. De verschillende contractievormen worden besproken. De kracht van een spier kan op het skelet worden overgedragen door myo-tendineuze – en myofasciale krachtoverdracht.