De huid – ons grootste en meest zichtbare orgaan – heeft naast een beschermende werking tegen invloeden van buiten een belangrijke functie als perceptie- en communicatiemiddel. De invloed van psychologische factoren op de huid in het algemeen en huidaandoeningen in het bijzonder wordt dan ook reeds lang onderkend. Zo demonstreerde Harlow (1959) bijvoorbeeld de basale functie van de huid als contactorgaan door te laten zien dat jonge aapjes bij een keuze tussen een kunstmatige moeder met of zonder mogelijkheid tot lichaamscontact een sterke voorkeur hadden voor de eerste moeder, ook indien deze geen voeding gaf. Ook vanuit psychoanalytische hoek werd in casusbeschrijvingen in de vorige eeuw regelmatig aandacht besteed aan psychologische factoren bij huidaandoeningen. De belangstelling voor deze invloeden weerspiegelt zich tevens in enkele literaire romans waarin huidziekten en de beperkingen die deze meebrengen voor het sociale leven een centrale plaats innemen (zoals Het glinsterend pantser van Simon Vestdijk; voor een overzicht zie Meulenberg, 1994).