In de twee voorgaande hoofdstukken is uiteengezet hoe informatie van verschillende somatosensibele receptoren via verschillende perifere en centrale banen uiteindelijk de cortex cerebri en/of andere delen van het centrale zenuwstelsel bereikt. Voor de interpretatie van somatosensibele uitvalsverschijnselen en het lokaliseren van de plaats van de aandoening is het van groot belang te begrijpen dat de somatosensibele vezels, die afkomstig zijn van verschillende huidgebieden, steeds opnieuw worden gehergroepeerd op de niveaus van de perifere zenuwen, de plexus (de plexus cervicobrachialis of lumbosacralis), de spinale zenuwen en de radices dorsales. Deze ‘hergroepering’ vormt de functioneel-anatomische basis voor het feit dat beschadigingen van somatosensibele vezels op de verschillende perifere niveaus leiden tot verschillende patronen van sensibele uitvalsverschijnselen. Bovendien is in het vorige hoofdstuk beschreven hoe de somatosensibele informatie die het ruggenmerg of de hersenstam (via de n. trigeminus) bereikt, wordt ‘geordend’ in vitale en gnostische kwaliteiten die alle langs eigen vezelbanen ascenderen naar verschillende en ook naar gemeenschappelijke doelgebieden in de hersenstam, de thalamus en uiteindelijk de cortex cerebri. Belangrijke aspecten zijn dat de primaire afferenten van de gnostische en vitale sensibiliteit op verschillende plaatsen in het ruggenmerg of de hersenstam synapteren en dat de secundaire somatosensibele vezels op verschillende niveaus van het zenuwstelsel de mediaanlijn kruisen.