Dit hoofdstuk beschrijft de basic en advanced life support zoals die worden toegepast bij alle kinderen, behalve bij de ‘natte’ pasgeborene (hoofdstuk 41, Neonatologie). Vanaf de puberteit worden de volwassen reanimatierichtlijnen gevolgd. Bij kinderen ontstaat een circulatiestilstand vrijwel altijd door hypoxie als gevolg van respiratoir of circulatoir falen en zelden door een acute cardiogene oorzaak. Het is dus heel belangrijk om ernstig respiratoir en circulatoir falen direct te herkennen en adequaat te behandelen om een circulatiestilstand te voorkomen (hoofdstuk 1). De benadering van een kind met een adem- en/of circulatiestilstand vereist een gestructureerde aanpak volgens de abc-methode (Airway (luchtweg), Breathing (ademhaling), Circulation). Basic life support (bls) bij kinderen kan zonder gebruik van hulpmiddelen overal worden opgestart. In het ziekenhuis is bls echter ook de basis voor advanced life support (als). De termen bls en cardiopulmonaire resuscitatie (cpr) zijn vrijwel inwisselbaar; hiermee wordt beademing met thoraxcompressies bedoeld. In de ziekenhuissetting wordt bij bls snel masker- en ballonbeademing met zuurstof toegepast. Zo snel mogelijk na het starten van bls, maar in ieder geval na één minuut, dient advanced life support (als) te worden gestart. De kans dat bij een kind dat al één minuut bls heeft ondergaan de spontane circulatie terugkeert zonder als is zeer gering. Bij als zijn adrenaline, in geval van asystolie/polsloze elektrische activiteit, en defibrillatie, in geval van ventrikelfibrilleren/ventrikeltachycardie, de belangrijkste middelen om de circulatiestilstand op te heffen. Het onmiddellijk starten en continueren van adequate bls is van wezenlijk belang om een reanimatie kans van slagen te geven.