Het hoofd bestaat uit dunwandige holten versterkt met steunzones (dikkere botstructuren); dit beschermt de hersenen bij trauma. Door uitgebreide vascularisatie is er een snelle genezing en is er een goede weerstand tegen infecties. De meeste orofaciale ontstekingen zijn odontogeen. Aanvankelijk banale ontstekingen in het hoofd-halsgebied kunnen een fulminant beloop hebben; follow-up is geboden. Door zwelling van de mondbodem en/of farynx kan een ademwegobstructie ontstaan. Bij dentoalveolaire letsels of bij enkelvoudige aangezichtsfracturen kunnen andere organen beschadigd zijn. Bij aangezichtsletsels stabiliseert men eerst de cervicale wervelkolom, de ademhaling en het cardiovasculaire systeem, waarna neurologisch onderzoek plaatsvindt. Het gebruik van stollingsbeïnvloedende pijnstillers is de meest voorkomende oorzaak van nabloedingen na ingrepen in de mondholte. Het bloedverlies lijkt vaak groter dan het is. Door controle achteraf van de stolling kan men stollingsstoornissen ontdekken. Bij kaakgewrichtsluxatie is het kaakkopje over het tuberculum articulare geschoten. Repositie is snel nodig, eventueel onder plaatselijke verdoving of chirurgisch.