In dit hoofdstuk worden adviezen over het opbouwen van een adequate beroepshouding ten opzichte van collega’s uit H. 3 tot en met 8 verbonden met de eigenschappen verstandigheid, rechtvaardigheid, moed en passie. Er is een selectie gemaakt die wil laten zien op welke manier met deze adviezen de vier eigenschappen – en daarmee een professionele beroepshouding ten opzichte van collega’s – kunnen worden ontwikkeld. Adviezen die stagiaires en stagebegeleiders elkaar geven, laten vooral het belang van de eigenschap verstandigheid zien en worden in dit hoofdstuk niet opnieuw genoemd; zie hiervoor H 8. Bovendien beperkt dit hoofdstuk zich tot de eerste lijn en zijn adviezen aan stagiaires in de ouderenzorg er niet in opgenomen; zie hiervoor H 9.
Paragraaf 9.1 geeft een korte samenvatting van de vier eigenschappen die in H 2 uitgebreider zijn besproken. Paragraaf 9.2 behandelt adviezen die vooral de eigenschap verstandigheid opbouwen. Paragraaf 9.3 geeft adviezen weer die vooral de eigenschap rechtvaardigheid versterken. Paragraaf 9.4 bespreekt adviezen waarbij met name de eigenschap moed aangesproken wordt. En par 9.5 verzamelt tot slot adviezen waarbij het maat geven aan de eigen emoties (passie) centraal staat.