Elke groep bestaat in een omgeving of context en deze beïnvloeden elkaar. We verwijzen hiernaar, wanneer we spreken van het contextniveau in groepen. Tot dat niveau behoren alle groepsverschijnselen en -processen die beïnvloed of veroorzaakt worden door de omgeving van de groep. Tot die omgeving hoort de omringende maatschappij, maar ook de organisatie waarin de groep ingebed is. In ruimere zin kunnen we ook spreken over de invloed van de cultuur, die weer de bedding vormt van de organisatie en van sociale verbanden. We leven in minstens zes van zulke vanzelfsprekende contexten: de cultuur waarin we leven, de maatschappij, de omringende organisatie waarin we leven en werken, de groep waarvan we deel uitmaken, de persoonlijke biografie en levensgeschiedenis, en de tijd waarin we leven. De effecten van de context worden bijzonder duidelijk in de thema’s biografie en stigma. De groep kan ook zelf een speciaal soort context creëren, door het beeld van een gemeenschappelijke vijand. Zo’n gezamenlijke vijand en een bedreigende omgeving kunnen sterk bijdragen aan de groepscohesie en zelfs de kern vormen van de groepsidentiteit. Een speciale variant hierop is het zondebokmechanisme. We besluiten het hoofdstuk met Lewins visie op het krachtenveld van de groep; van dit krachtenveld vormt de context een belangrijk onderdeel.