Van de patiënten die niet-cardiale chirurgie ondergaan, krijgt 2 tot 5% perioperatief cardiale complicaties. Een aantal condities gaat gepaard met een grotere kans op cardiale complicaties (tabel 19.1). Patiënten met een cardiale aandoening, diabetes mellitus, nierfalen, patiënten ouder dan 65 jaar en patiënten die grote chirurgische ingrepen ondergaan vormen de belangrijkste risicogroep. Cardiale complicaties gaan gepaard met een langere ziekenhuisopname en meer kosten en een mortaliteit die kan variëren tussen 10 en 60%. De meeste cardiale complicaties treden op in de vroege postoperatieve periode. Bij meer dan 100.000 patiënten die grote niet-cardiale chirurgie hadden ondergaan en bij wie cardiale complicaties optraden, was de mortaliteit binnen 30 dagen 57,9%, na één jaar 70,5% en na vijf jaar 85,2%. Bij een vergelijkbare patiëntengroep zonder perioperatieve cardiale complicaties waren deze percentages respectievelijk 1,9, 9,5 en 41,9. De behandeling van patiënten met een verhoogd cardiaal risico vereist nauwe samenwerking tussen cardioloog, chirurg en anesthesioloog. Het beleid zal in eerste instantie gericht zijn op preventie.