De Melker RA. De huisarts en ‘de Spaansche griep’ 1918-1920. Huisarts Wet 2005;48(13):684-8.
De Spaanse griep was een pandemie en een menselijk drama van ongekende omvang met wereldwijd 50 miljoen doden. In ons land overleden ongeveer 30.000 mensen, vooral kinderen en jongeren. Ondanks de naam ‘Spaansche griep’ lag de oorsprong óf in China óf in de VS. Door de oorlogsomstandigheden kon de pandemie zich ongekend snel uitbreiden. Ook in ons land trad de pandemie in drie golven op, waarvan de tweede de ernstigste was. Het ziektebeeld was veel ernstiger dan huisartsen gewend waren: peracuut begin, hoge koorts, gevoel doodziek te zijn en veel complicaties zoals pneumonieën en bloed opgeven. Huisartsen gaven bedrust, analgetica en antipyretica. Vaak werd er met allerlei inspuitingen zoals sublimaat geëxperimenteerd. Hoewel huisartsen door een groot aantal huisvisites overbelast waren, rapporteerden ze epidemiologische gegevens aan de Gezondheidsraad en publiceerden ze hun ervaringen in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Vooral in de arme veenstreken konden huisartsen het werk niet aan. Ondanks het feit dat het aantal doden het aantal slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog (9 miljoen) verre overtrof, hebben historici 86 jaar nauwelijks aandacht aan deze ramp besteed. Hoewel er nu meer bestrijdingsmogelijkheden zijn, lijkt het opgestelde Beleidsdraaiboek influenzapandemie de consequenties voor de huisarts te onderschatten.