Om in Nederland BIG-geregistreerd (tand)arts te worden, moeten buitenlands gediplomeerde artsen een assessmentprocedure doorlopen. Deze bestaat uit een aantal verplichte onderdelen: een aanvraag voor de verklaring vakbekwaamheid bij de Commissie Buitenslands Gediplomeerden Volksgezondheid (CBGV) en een adviesgesprek met de CBGV; andere verplichte onderdelen betreffen vakinhoudelijke kennis (medische basiskennis, klinische kennis) en klinische vaardigheden. De beheersing van de Nederlandse taal vormt daarnaast een belangrijk onderdeel binnen de procedure. Deze moet op hoog niveau zijn: voor (tand)artsen is het niet voldoende om het staatsexamen NT2 af te leggen. Zij dienen verder vier Algemene Kennis- en Vaardighedentoetsen af te leggen, waarvan er twee specifiek aan de Nederlandse taal gewijd zijn: in de eerste plaats Nederlandse taal- en communicatievaardigheden en in de tweede plaats gespreksvoering en verslaggeving. In hoofdstuk 2 van dit boek wordt nader op deze twee onderdelen ingegaan. Aan de overige twee AKV-toetsen, Engelse leesvaardigheid en kennis van de Nederlandse gezondheidszorg, wordt hier geen aandacht besteed.