Lisman-van Leeuwen Y, Spee LAA, Benninga MA, Bierma-Zeinstra SMA, Berger MY. De prognose van buikpijn bij kinderen. Huisarts Wet 2014;57(4):170–3.
Doel
Het onderzoeken van de prognose bij kinderen die met buikpijn bij de huisarts komen.
Methode
Prospectief cohortonderzoek met een follow-up van 12 maanden onder kinderen van 4-17 jaar die de huisarts consulteerden met buikpijn. De primaire uitkomstmaat was chronische buikpijn, gedefinieerd als buikpijn die ten minste eenmaal per maand voorkwam gedurende minstens drie opeenvolgende maanden en die interfereerde met dagelijkse activiteiten. Wij bepaalden prevalentie, incidentie en duur van de buikpijn op 0, 3, 6 en 12 maanden.
Resultaten
Aan het onderzoek namen 305 kinderen deel (116 jongens, 189 meisjes) die de huisarts consulteerden in verband met buikpijn. De mediane leeftijd was 7,8 jaar (IQR 5,7 tot 10,5). Bij het eerste huisartsbezoek hadden 142 kinderen (46,6%) reeds chronische buikpijn. Van de 163 anderen ontwikkelde 60,1% (95%-BI 52,1 tot 67,7) in de follow-upperiode alsnog chronische buikpijn. De kans dat de buikpijn chronisch werd, was groter bij meisjes (RR 1,23; 95%-BI 0,94 tot 1,61). Van alle kinderen voldeed 78,7% op minimaal één meetmoment aan de criteria voor chronische buikpijn. De mediane duur van de chronische buikpijn was overall 7,5 maanden (IQR 4,5 tot 12,0), maar met 9,0 maanden (IQR 7,5 tot 12,4) langer in de leeftijdsgroep 10-17 jaar dan in de jongere leeftijdsgroepen. Ook voor kinderen met prikkelbaredarmsyndroom lijkt de prognose van chronische buikpijn minder gunstig.
Conclusie
Kinderen die met buikpijn bij de huisarts komen, hebben of ontwikkelen vaak chronische buikpijn. Langdurige controle is daarom gerechtvaardigd.