In de diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen wordt, ook bij ouderen, onderscheid gemaakt tussen classificeren en diagnosticeren. Diagnostiek betreft een bredere beschrijving van de cliënt dan alleen de classificatie in een van de persoonlijkheidsstoornissen volgens de DSM-5. Het alternatieve DSM-5-model voor persoonlijkheidsstoornissen (AMPD) maakt onderscheid tussen persoonlijkheidsfunctioneren en persoonlijkheidstrekken. Dit geeft een genuanceerder beeld en is klinisch bruikbaarder dan het categoriale model. Er zijn verschillende Nederlandstalige instrumenten om persoonlijkheidsstoornissen, het persoonlijkheidsfunctioneren en persoonlijkheidstrekken in kaart te brengen. Bij de indicatiestelling voor schematherapie wordt, bijvoorbeeld aan de hand van een diagnostische imaginatie, toegewerkt naar een casusconceptualisatie en een behandelplan. Voor de groepsschematherapie, deeltijdschematherapie, klinische schematherapie en individuele schematherapie worden in- en exclusiecriteria besproken. De theorie wordt toegelicht door middel van een vignet.