In gewervelde diersoorten heeft zich een hart en bloedvatsysteem ontwikkeld om op effectieve wijze zuurstof, voedingsstoffen, afvalproducten en warmte in het lichaam te transporteren. In organismen kleiner dan 1 mm kan dit transport uitsluitend via diffusie plaatsvinden, maar in grotere dieren is, naast transport via diffusie in de microcirculatie, ook convectie noodzakelijk. Dit ‘bulktransport’ vindt plaats via de bloedvaten; de energie die nodig is om het bloed te laten circuleren, wordt geleverd door de contracties van het hart, dat in samenspel met de weerstand van het perifere vaatbed de arteriële bloeddruk genereert. De stroming (verplaatsing) van bloed door de organen is passief en is het gevolg van de hogere bloeddruk die in het arteriële ten opzichte van het veneuze bed heerst. Bij warmbloedige gewervelde dieren met een gescheiden systemische en pulmonale circulatie is de gemiddelde systemische arteriële druk ongeveer 100 mmHg (bij vogels zelfs iets hoger), terwijl die bij vissen, amfibieën en reptielen rond 30 mmHg ligt. In het gewervelde dierenrijk correleert de systemische arteriële bloeddruk sterk met het zuurstofverbruik en het hartminuutvolume (HMV) per gewichtseenheid (die bij warmbloedige dieren hoger zijn), terwijl de vaatweerstand per gewichtseenheid door de evolutie heen vrij constant is gebleven.