De eerste harttransplantatie vond plaats op 3 december 1967 in het Groote Schuur Ziekenhuis in Kaapstad. Het voorafgaand wetenschappelijk onderzoek was vrijwel uitsluitend in de Verenigde Staten uitgevoerd, met belangrijke bijdragen van onder anderen Lower en Shumway, die een geschikte implantatietechniek ontwikkelden. De overleving van de eerste patiënten was bijzonder beperkt. Het tijdig opsporen en behandelen van orgaanafstoting stond nog in zijn kinderschoenen. Pas tegen het eind van de jaren zeventig van de vorige eeuw werd enige verbetering merkbaar, onder meer door het gebruik van de endomyocardbiopsie voor rejectiemonitoring. In de eerste helft van de jaren tachtig werd een belangrijke vooruitgang geboekt dankzij de introductie van ciclosporine bij de immunosuppressieve behandeling. Duidelijk betere resultaten leidden tot een spectaculaire toename van het aantal transplantatiecentra en het aantal uitgevoerde ingrepen: tussen 1990 en 1995 werden jaarlijks 4000 à 4500 harttransplantaties verricht in ruim 300 centra. De evolutie van deze cijfers in de laatste tien jaar is wat onzeker omdat de registratie in centrale databanken niet overal verplicht is. Waarschijnlijk neemt het aantal harttransplantaties de laatste jaren af, zowel in de Verenigde Staten als in Europa, maar het is niet echt duidelijk hoe belangrijk de afname is en er is geen eensgezindheid over de mogelijke verklaringen ervoor.