Reilingh M, Kuijpers T, Tanja-Harfterkamp AM, Van der Windt DA. Het beloop en de prognose van schouderklachten: verschillen tussen acute en chronische klachten. Huisarts Wet 2008;51(11):542-48.
Inleiding We onderzochten verschillen in het beloop en de prognose bij patiënten die de huisarts bezochten met acute of chronische schouderklachten.
Methoden Patiënten met een nieuwe episode van schouderklachten namen deel aan een prospectief cohortonderzoek. We deelden de patiënten in in de volgende categorieën: acute (duur van de klachten < 6 weken), subacute (6 tot 12 weken) en chronische (> 3 maanden) schouderklachten. In alle drie de subgroepen analyseerden we veranderingen van pijn, dagelijks functioneren en kwaliteit van leven. Daarnaast onderzochten we welke kenmerken van patiënten gerelateerd waren aan een grotere afname van pijn na 6 maanden.
Resultaten Afname van pijn en verbetering van het functioneren waren het grootst bij patiënten met acute schouderklachten (n = 205). Het beloop was minder gunstig bij patiënten met subacute (n = 139) of chronische (n = 242) klachten. Bij patiënten met acute schouderklachten waren een lage score voor beperkingen in functioneren en een hoge pijnscore bij de voormeting gerelateerd aan een grotere pijnafname na 6 maanden (verklaarde variantie 46%). Een grotere afname van pijn bij chronische schouderklachten vonden we bij patiënten met een lage score voor catastroferen en een hoge pijnscore bij de voormeting (verklaarde variantie 21%).
Conclusie De resultaten laten zien dat het beloop van schouderklachten verschillend is bij patiënten met acute of chronische schouderklachten. Verder blijkt dat prognostische factoren kunnen verschillen tussen acute en chronische klachten, waarbij psychosociale factoren alleen een rol lijken te spelen bij chronische schouderklachten.