Knuiman CA, Schers HJ. Het beloop van aspecifieke artritis. Huisarts Wet 2011;54(5):234–6.
Doel
Beschrijven van het beloop van aspecifieke artritis in de huisartsenpraktijk en identificeren van factoren die geassocieerd zijn met langdurige klachten (langer dan een maand).
Methode
Uit de database van de Continue Morbiditeits Registratie (CMR) selecteerden we alle patiënten die tussen 1990 en 2004 een nieuwe episode van aspecifieke artritis doormaakten. Van deze groep bestudeerden we de patiëntendossiers. We analyseerden het beloop en keken vervolgens of dat samenhing met een aantal patiëntgerelateerde factoren en met het door de huisarts gevoerde beleid.
Resultaten
We vonden 362 nieuwe episodes van aspecifieke artritis, een incidentie van 3,1 per 1000 per jaar. Van deze patiënten konden we er 300 ten minste vijf jaar lang volgen. Bij 60% van de gevolgde patiënten bleef het bij een eenmalig consult, 27% kwam een maand na het eerste consult nog minstens eenmaal opnieuw bij de huisarts. Slechts 14% van de patiënten ondervond binnen vijf jaar na de eerste klachten een nieuwe episode. Langdurige klachten werden vaker gezien bij oligo- en polyartritis en bij een autoimmuunziekte in de voorgeschiedenis. De huisarts schreef aan 72% van de patiënten een NSAID voor.
Conclusie
Aspecifieke artritis in de eerste lijn heeft in het algemeen een gunstig beloop en geneest meestal binnen een maand. Afwachtend beleid bij het eerste consult is dus gerechtvaardigd.