De wereld om ons heen nemen we waar met behulp van een vijftal zintuigen. Deze zintuiglijke functies zijn de reuk, de smaak, het horen, het zien en het evenwichtsgevoel (besproken in hoofdstuk 4). Daarnaast speelt ook het ‘gevoel’ van de huid en van de dieper gelegen weefsels, samen de (somato)sensibiliteit genoemd, een belangrijke rol. Sensibele functies kunnen worden onderverdeeld in de vitale (de meer statische, niet bewegingsgebonden) kwaliteiten (pijn- en temperatuurzin, aanrakingszin), de gnostische (de meer discriminerende en de met beweging verbonden dynamische of kinesthetische) kwaliteiten (fijne tast- en discriminatiezin, vibratiezin en proprioceptie), en de viscerale kwaliteiten (milieu intérieur). Onder proprioceptie verstaat men het vermogen de stand en de beweging van lichaamsdelen in de ruimte te ervaren. De sensibele systemen maken daartoe gebruik van gespecialiseerde receptoren die verschillende fysische of chemische aspecten van de buiten- en binnenwereld registreren. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen enteroceptoren, proprioceptoren en exteroceptoren. Enteroceptoren registreren processen binnen het lichaam, zoals bijvoorbeeld de temperatuur, de bloeddruk en de vullingsgraad van de maag, terwijl proprioceptoren, die gelegen zijn in spieren en gewrichtkapsels en in het vestibulaire orgaan, de stand en de beweging van de diverse delen van het lichaam in de ruimte waarnemen. Exteroceptoren kunnen worden verdeeld in telereceptoren (zoals bijvoorbeeld de ogen en oren) en contactreceptoren; deze registreren gebeurtenissen buiten het lichaam.