Achtergrond
Gegeneraliseerde sociale fobie is een invaliderende aandoening waar 9,3 procent van de Nederlandse bevolking in zijn of haar leven mee te maken krijgt. De behandeling volgens de richtlijnen is cognitieve gedragstherapie in een groep of individueel, al dan niet aangevuld met medicatie. Eerdere studies suggereren dat individuele behandeling beter effect heeft dan groepsbehandeling. Binnen onze poliklinieken worden beide gegeven, afhankelijk van beschikbaarheid en voorkeur van de patiënt.
Doel
In deze studie is onderzocht wat de verschillen zijn in effectiviteit tussen individuele en groepsbehandeling van sociale fobie met behulp van cognitieve gedragstherapie. Daarnaast hebben we gekeken in hoeverre er verschillen te vinden zijn in patiëntkarakteristieken tussen patiënten die in een groep dan wel individueel behandeld werden en of patiënten met bepaalde patiëntkarakteristieken meer profiteerden van de behandeling.
Methode
Van 61 patiënten die tussen 2007 en 2013 zijn behandeld, waren voor- en nametingen beschikbaar. Diagnose is vastgesteld middels een SCID-1 interview, ernst van de sociale fobie is vastgesteld door middel van verschillende vragenlijsten, waarbij de Social Phobia and Anxiety Inventory (SPAI) de belangrijkste uitkomstmaat vormde. Middels MAN(C)OVA’s zijn vervolgens effecten van behandeling vergeleken.
Resultaten
Het blijkt dat zowel individuele therapie als groepstherapie gemiddeld tot goede effecten boekt (effect sizes van 0,50 tot 1,14), maar dat er geen verschil in effectiviteit is. Wat betreft patiëntkarakteristieken is een sekseverschil en een verschil in ontstaansleeftijd van klachten gevonden: vrouwen en patiënten met een eerdere ontstaansleeftijd worden vaker individueel behandeld en beide blijken meer ernstige sociaal fobische klachten te hebben. Alleen klachtenernst ten tijde van de voormeting blijkt een voorspellend patiëntkenmerk wat betreft de mate van profijt van de behandeling: ernstigere klachten bij aanvang van de behandeling blijkt tot meer profijt te leiden van de behandeling, ongeacht de behandelconditie van de patiënt.
Conclusie
Op basis van dit onderzoek blijkt in een klinische setting van specialistische GGZ, zowel groeps- als individuele CGT-behandeling redelijk effectief te zijn. Mogelijk is een groepsbehandeling kosteneffectiever. Er is geen reden om op basis van bepaalde patiëntkarakteristieken voor een groeps- dan wel een individuele behandeling te kiezen.