In dit hoofdstuk worden allereerst de begrippen veroudering, gerontologie, geriatrie en geriatrische patiënt gedefinieerd en de stoornissen beschreven die de oudere mens het meest bedreigen (de Geriatrische Reuzen). Verder worden de verschillen opgesomd tussen geriatrie en geneeskunde bij jonge volwassenen. Niet elke zieke 65-plusser is een geriatrische patiënt.
Veroudering treedt op vanaf het begin van het leven, zonder scherpe grens. De officiële pensioenleeftijd is dan ook vrij willekeurig gekozen. Oudere mensen leveren soms nog indrukwekkende prestaties, maar onderling bestaan bij hen grotere verschillen dan bij elke andere leeftijdsgroep.
De maximale levensduur is een vrij vast gegeven en wordt zelden bereikt. Van de zoogdieren leeft de mens het langst, zijn record is 122 jaar. Vrouwen leven gemiddeld enkele jaren langer dan mannen, in Nederland ongeveer vijf jaar (in 2000: vrouwen 80,5; mannen 75,5 jaar). Daardoor bestaat de groep van hoogbejaarden vooral uit alleenstaande vrouwen.
De gemiddelde levensduur is de afgelopen twee eeuwen sterk toegenomen, vooral door preventie en bestrijding van infectieziekten en door vermindering van armoede. De kinder- en moedersterfte namen daarbij sterk af. De Nederlandse vrouw heeft de laatste jaren haar voorsprong in levensduur deels verloren, in vergelijking met andere Europese landen door verbetering van de gezondheidszorg elders, en ten opzichte van de Nederlandse man doordat hij minder ging roken (en de vrouw meer), en doordat de mannenberoepen minder gevaarlijk werden.
Vergrijzing, de toename van 65-plussers in de bevolking, ontstond deels door de verlenging van de gemiddelde levensduur, maar vooral ook door de afname van het geboortecijfer in de afgelopen veertig jaar, waardoor het percentage jongeren afnam tot 24 (‘ontgroening’). Door de langere levensduur nam tegelijkertijd vooral het aantal hoogbejaarden sterk toe (‘dubbele vergrijzing’). Het percentage 65-plussers in Nederland is nu gestegen naar 14. Vergeleken met andere Europese landen is de Nederlandse bevolking toch nog relatief jong.
De vergrijzing brengt problemen mee zoals toename van de (kostbare) medische consumptie en noodzakelijke verzorging en van de betaalbaarheid van pensioenen. Hoe ouder men wordt, hoe meer men ziek is, hoe meer kwalen men tegelijk heeft, hoe vaker men de dokter nodig heeft, hoe meer geneesmiddelen men krijgt en hoe groter het gevaar van verlies van zelfstandigheid en sterfte.
Hoewel langer leven door het wegvallen van de sterfte aan een ziekte het risico op een chronische ziekte verhoogt, gloort er enige hoop dat in de verre toekomst de langere gemiddelde levensduur bij gelijkblijvende maximale levensduur, de periode van ziekte verkort (ziektecompressie).