Wagemakers HPA, Luijsterburg PAJ, Verhaar JAN, Koes BW, Bierma- Zeinstra SMA. Knieklachten een jaar lang gevolgd. Huisarts Wet 2010;53(11):589-94.
Achtergrond
Men schat de incidentie van traumatische knieklachten in de huisartsenpraktijk op 5,3 per 1000 patiënten per jaar. Het beloop van deze klachten is eigenlijk alleen in de tweede lijn onderzocht, en dus vooral bij zwaardere letsels. Wij hebben het beloop en beleid in de eerste lijn een jaar lang gevolgd.
Methode
Patiënten tussen 18 en 65 jaar die de huisarts consulteerden na een knietrauma kregen een MRI en een lichamelijk onderzoek, en vulden een vragenlijst in. Drie, zes en twaalf maanden nadien vulden zij nogmaals een vragenlijst in.
Resultaten
Bij de aanvang van het onderzoek ondergingen 134 patiënten een MRI. Een jaar later rapporteerden 122 deelnemers over het ervaren herstel. Van deze 122 waren er 34 (28%) ‘volledig hersteld’ en 67 (55%) ‘sterk verbeterd’, en hadden er 21 (17%) persisterende klachten. De huisartsen verwezen bij aanvang 37 van de 134 deelnemers (28%) naar een fysiotherapeut en 17 (13%) naar een orthopeed. Gedurende de follow-up verwezen zij nog eens 21 deelnemers (17%) naar de fysiotherapeut en 11 (9%) naar de tweede lijn. Vierenvijftig deelnemers (44%) bezochten de huisarts nogmaals voor in totaal 76 herhaalconsulten. Vijftien deelnemers (12%) ondergingen bij elkaar 18 artroscopieën en 1 deelnemer (0,1%) kreeg een voorstekruisbandreconstructie. Met name in de eerste drie maanden na het trauma daalde de pijnscore en steeg de lysholmscore. Een derde van de deelnemers meldde ziekteverzuim in de eerste drie maanden.
Conclusie
De grote meerderheid van de deelnemers rapporteerde klinisch relevant herstel. Of de MRI bij aanvang wel of geen letsel toonde, maakte nauwelijks verschil voor ervaren herstel, pijn of kniefunctie. Bij traumatische knieklachten is afwachtend beleid, in overeenstemming met de NHG-richtlijn, dus bijna altijd voldoende.