Het is nuttig om goed te definiëren wat leren wel en niet is. Oefenen leidt namelijk niet automatisch tot prestatieverbetering. De evolutie van theorieën over motorisch leren is fascinerend. Achtereenvolgens duiken op: de engramtheorie, de schematheorie, de ecologische theorie en de dynamische systeemtheorie. Iedere theorie bevat een gezonde kern van waarheid die zijn toepassingen kan hebben in sport, muziek of revalidatie. De rol van de hersenen bij motorisch leren is evident: in verschillende leerfasen worden verschillende hersengebieden ingezet. Recent onderzoek wijst uit dat de voor leren belangrijke plastische veranderingen niet optreden tijdens de oefeningen maar vooral erna, tijdens rustfasen, slaap en droom. Behalve aanleren van bewegingen kan ook afleren van groot belang zijn: ingeslepen foutieve bewegingspatronen kunnen de vooruitgang van prestaties remmen, en dan rijst de vraag hoe je deze kunt afleren. Bij dit alles kan men zich afvragen of wel altijd een leraar, coach of therapeut nodig is. Tenslotte zijn er grote individuele verschillen, hetgeen vaak een op maat gesneden aanpak nodig maakt.