Rechtop en de ogen gefixeerd op een vast punt voor haar op de grond, zat ze te wachten. Fatima, een goed geklede, Marokkaanse dame van middelbare leeftijd, met donker krullend haar en een vriendelijke, wat verlegen oogopslag. Ze was verwezen door maatschappelijk werk en haar huisarts. Het werd een lang gesprek, met een treurige boodschap. Fatima verhaalde van haar huwelijk met een Marokkaanse man, Ahmed, in Tanger; hun komst naar Nederland in 1974 en de drie jongens die uit het huwelijk, in Nederland, waren geboren: Abdullah, achttien jaar en vwo-leerling, Mohammed, zestien en op de mavo en Sofejan, elf jaar die op de basisschool verbleef. Op een vlakke, bijna neutrale toon - in vlekkeloos Nederlands - deed zij met zachte stem verslag van een aaneenschakeling van mishandelingen, beledigingen, verwaarlozing, en verkrachting binnen het huwelijk.