De organisatie van het zenuwstelsel kan op verschillende manieren worden bekeken. Op basis van macroscopische kenmerken kan binnen het centrale zenuwstelsel onderscheid worden gemaakt tussen grijze stof (zenuwcellen) en witte stof (gemyeliniseerde vezels), met andere woorden tussen celgebieden en vezelbanen. Op grond van de ontwikkeling kan het centrale zenuwstelsel worden ingedeeld in een zestal grote gebieden: het telencephalon (eindhersenen) en het diencephalon (tussenhersenen), de hersenstam met het mesencephalon, het metencephalon en het myelencephalon, en ten slotte het myelum (ruggenmerg). Het perifere zenuwstelsel kan worden opgesplitst in een somatische en een autonome component. Ten slotte kan het centrale en perifere zenuwstelsel tezamen nog bekeken worden vanuit drie verschillende functionele systemen: een motorisch systeem, een sensibel/ sensorisch systeem en een associatief/motivationeel systeem. Deze verschillende indelingen worden in dit hoofdstuk besproken, na eerst te zijn ingegaan op de oriëntatie in het centrale zenuwstelsel.