In dit artikel wordt verslag gedaan van een onderzoek waarin ‘therapeutische toegankelijkheid’ als onafhankelijke variabele afgezet is tegen het zelfonthullende gedrag van de cliënt enerzijds en de empathie van de therapeut anderzijds. Opdat de cliënt de therapeut toegang tot zijn persoonlijke wereld verleent, zou de eerste zijn therapeut als een Persoonlijke Ander moeten percipiëren en beslist niet als een Externe Ander, zo was de veronderstelling. Omgekeerd zou de therapeut, om zich toegang tot de persoonlijke wereld van de cliënt te kunnen verschaffen, het persoonlijke-constructensysteem van de cliënt goed moeten kunnen reconstrueren. Bij 31 therapeuten met 63 cliënten werden de eerste tien sessies onderzocht, in het bijzonder de 2e, 6e en 10e bijeenkomst, op de kwaliteit van de therapeutische relatie. Geheel tegen de verwachting in bleek een perceptie van de therapeut als een Persoonlijke Ander en een goede reconstructie van het (ideaal)zelfbeeld van de cliënt juist niet bevorderend te werken op de totstandkoming van een bestendig therapeutisch contact. ‘Een vreemde nabij’ lijkt meer op de psychotherapeutische situatie van toepassing dan de uitspraak ‘onbekend maakt onbemind’.
The key to the influence of psychotherapy on the patient is in his relationship with the therapist. (...) Virtually all efforts to theorize about psychotherapy are intended to describe and explain what attributes to the interaction between the therapist and the patient will account for whatever behavior change results (Bordin,
1959, p. 235).