Nijrolder I. Moeheid: diagnoses, beloop en prognose. Huisarts Wet 2011;54(6):304–9.
Hoewel patiënten vaak met de aspecifieke klacht moeheid bij de huisarts komen, is er tot nu toe weinig longitudinaal onderzoek gedaan onder vermoeide huisartspatiënten. In het Moeheidsonderzoek Eerstelijn (MOE) hebben we 642 patiënten uit 147 huisartsenpraktijken een jaar na het eerste consult voor moeheid vragenlijsten laten invullen over hun moeheid en diverse gezondheidsgerelateerde factoren. Daarnaast brachten we in het HIS genoteerde diagnoses over dezelfde periode in kaart. De meeste deelnemers (60%) waren op het moment van het consult al langer dan een half jaar moe. Van de 571 mensen van wie gegevens uit het HIS beschikbaar waren, kreeg de helft een diagnose die mogelijk de moeheid kon verklaren. Deze diagnoses waren voornamelijk symptoomdiagnoses, vooral van het bewegingsapparaat (19%). Bij 8% stelde de huisarts een somatische aandoening vast en bij 16% een aandoening van psychische of sociale aard. Het beloop van de moeheid was erg variabel: 26% had een chronisch beloop en 17% herstelde snel. De overige patiënten hadden een wisselend beloop of herstelden langzamer. Patronen in het beloop van de moeheid lieten een duidelijke samenhang zien met functioneren, (werk)verzuim, slaapproblemen, psychische klachten en pijn. Factoren die samenhingen met een ongunstig beloop waren grotere moeheid, negatieve verwachtingen over het beloop, vrouwelijk geslacht, het ervaren van langdurige moeilijkheden of een slechtere gezondheid, pijn en minder sociale steun. Het lijkt van belang dat de huisarts bij patiënten met moeheid aandacht besteedt aan een verstoring van de balans in draaglast en draagkracht, en aan gedachten over de moeheid.