Trappenburg J, Jonkman N, Jaarsma T, Van Os-Medendorp H, Kort H, De Wit N, Hoes A, Schuurmans M. Zelfmanagement bij chronische ziekten. Huisarts Wet 2014;57(3):120–4.
Zelfmanagement is trendy: algemeen is het een erkend onderdeel van de behandeling van chronische aandoeningen en de verwachtingen zijn torenhoog. Toch stuit brede invoering van zelfmanagementprogramma’s op beletsels. Er is veel wetenschappelijk onderzoek gedaan, maar er is nog geen eenduidig bewijs voor de effectiviteit van zelfmanagementprogramma’s, onder andere door grote verschillen in terminologie. Er zijn zeker indicaties dat zelfmanagement potentie heeft, maar lang niet alle patiënten reageren op de interventies. De variatie tussen programma’s en patiëntenpopulaties is enorm en daardoor is moeilijk te bepalen wat nu precies werkt en bij wie. De begripsverwarring, ook bij zorgverleners, beleidmakers en publiek, herbergt het risico dat ‘zelfmanagement’ een nietszeggend containerbegrip wordt.
Deze beschouwing verduidelijkt de terminologie en evalueert de bewijskracht voor de effectiviteit van zelfmanagementprogramma’s. Overduidelijk is dat niet alle patiënten profiteren van de huidige one-size-fits-all-benadering. Er is dus behoefte aan zorg-opmaat, afgestemd op de individuele patiënt. Dat vergt nader onderzoek naar de succesfactoren: welk type interventie, met welke inhoud, in welke vorm en in welke intensiteit is het kansrijkst bij welk type patiënt? Het onderzoeksconsortium Tailored Self-management & Ehealth (TASTE) probeert deze factoren systematisch te ontrafelen en op maat gesneden interventies te ontwikkelen. Vooralsnog doen eerstelijnszorgverleners er goed aan, de geschiktheid van een zelfmanagementinterventie voor iedere patiënt goed af te wegen.