Al in de negentiende eeuw was het mechanisme achter het ontstaan van een trombose geformuleerd. De trias van Virchow benoemt de drie hoofdpijlers die leiden tot het ontstaan van de ziekte: beschadiging van de vaatwand, verandering van de bloedstroom en verandering in de samenstelling van het bloed. Minder bekend is dat Rudolf Virchow, een Duits patholoog, ook de grondlegger is van de theorie dat een longembolie en een diepveneuze trombose twee verschillende uitingen van één ziekte zijn: veneuze trombo-embolie (figuur
47.1). Embolie is afgeleid van het Griekse werkwoord
emballein, dat opgooien betekent. Een bloedstolsel uit een diepe vene wordt ‘opgeworpen’ en stroomt via het hart naar de arteria pulmonalis om daar vast te lopen in een of meer van de vertakkingen.