In dit hoofdstuk komen de diagnose en behandeling van benigne en maligne longpathologie aan bod. Allereerst worden infecties in de longen onder de loep genomen, zoals tuberculose, longabces, empyeem en schimmels, waarvan de Aspergillus de belangrijkste is. In de paragraaf over degeneratieve afwijkingen wordt ingegaan op pneumothorax en emfyseem. Een belangrijk deel van het hoofdstuk richt zich op de stadiëring en de oncologische operaties die worden verricht vanwege maligniteit. In het TNM-stadiëringssysteem is er een plek ingeruimd voor endoscopic bronchial ultrasonography (EBUS) en esophageal ultrasonography (EUS). De belangrijkste maligniteit is het niet-kleincellige longcarcinoom (plaveiselcelcarcinoom, adenocarcinoom of grootcellig ongedifferentieerd carcinoom). Afhankelijk van het stadium kan een operatie genezing bieden. Een anatomische resectie betekent een segmentresectie, lobectomie, bilobectomie of pneumonectomie. Ingrepen worden steeds vaker uitgevoerd middels Video-Assisted Thoracic Surgery (VATS). Bij sommige patiënten kan een operatie worden gecombineerd met chemotherapie, radiotherapie, immunotherapie, of een combinatie hiervan.