Longfunctieonderzoek speelt een belangrijke rol in de diagnostiek naar longziekten en bij het objectiveren en vervolgen van symptomen. Grofweg kunnen de meest voorkomende aandoeningen worden ingedeeld in twee categorieën: aandoeningen van restrictieve of obstructieve aard. Bij een restrictie is er simpelweg een te klein longvolume. Het spirogram is smal, waarbij de longvolumes te klein zijn. Er kan worden gedacht aan longfibrose, maar ook aan niet-parenchymateuze oorzaken zoals pleuravocht of een pneumectomie. Verdere differentiatie moet plaatsvinden op basis van de kliniek. Bij een obstructie is er sprake van een uitstroombelemmering van lucht. De obstructie wordt gekwantificeerd door middel van de Tiffeneau-waarde. Aan de hand van de volume-flow curve kan worden bepaald of de luchtwegobstructie hoog of laag is. Aan de hand van de FEV1-waarde kan de ernst van de obstructie worden bepaald. Afhankelijk van de reversibiliteit kan worden gedacht aan COPD of astma.