De milt speelt een cruciale rol bij het opruimen van oude bloedcellen en bij de afweer tegen een groot aantal bacteriële infecties. Na een uiteenzetting over de anatomie en embryologie, fysiologie en pathofysiologie van de milt, worden de belangrijkste miltafwijkingen toegelicht. Ruime aandacht is er voor idiopathische trombocytopenische purpura (ITP), hereditaire sferocytose en splenomegalie. Bij de behandeling wordt uitgebreid ingegaan op de twee mogelijke operaties om de milt te verwijderen: een splenectomie kan worden uitgevoerd via een kijkoperatie (laparoscopisch) of ‘klassiek’ via een laparotomie. Eventueel aanwezige bijmilten, bijvoorbeeld in de milthilus, tegen de pancreasstaart, in de pancreasstaart, in het ligamentum gastrosplenicum of in het omentum majus, moeten moeten worden verwijderd als de operatie-indicatie hematologisch van aard is. De meest voorkomende chirurgische complicaties na een splenectomie zijn nabloeding, letsels van omgevende organen en pulmonale complicaties. Na een splenectomie dienen patiënten gavaccineerd te worden tegen bacteriële infecties, waarvan vooral de overwhelming postsplenectomy infection (OPSI) zeer fulminant kan verlopen.