Nucleaire geneeskunde als medisch specialisme kent een lange voorgeschiedenis van wetenschappelijk onderzoek op de gebieden van de geneeskunde, scheikunde, fysica en techniek. In de jaren '70, '80 en '90 van de vorige eeuw werd een heel scala aan experimentele radionucliden en radiofarmaca gemaakt voor wetenschappelijk onderzoek naar fysiologische processen in het lichaam. Veel van deze wetenschappelijke onderzoeken bleken ook van nut voor reguliere diagnostiek van ziekteprocessen, waar op dat moment (nog) geen andere methode voor beschikbaar was. De lage aantallen van deze onderzoeken, de eisen aan radiofarmaca en de kosten voor de productie van deze radiofarmaca in combinatie met ontwikkeling van andere (veel goedkopere) diagnostische methoden die niet gebruikmaken van radionucliden, zorgden ervoor dat veel van deze onderzoeken heden ten dage niet of nauwelijks meer met radionucliden worden uitgevoerd. In dit hoofdstuk worden enkele van deze onderzoeken kort beschreven; voorbeelden zijn de traanwegscintigrafie, speekselklierscintigrafie, de Schilling-test, lever-miltscintigrafie en de bepaling van het plasmavolume.