Belangrijke afwijkingen van onderbeen en voet op de kinderleeftijd (congenitale verkrommingen van het onderbeen, fibulaaplasie, klompvoet en congenitale verticale talus) zijn meestal aangeboren en relatief zeldzaam en moeten doorgaans intensief, vaak chirurgisch worden behandeld. Holvoeten ontstaan pas op latere leeftijd (vanaf het vijfde levensjaar) en zijn in de meerderheid van de gevallen het gevolg van neurologische pathologie. Fysiologische knik-platvoeten komen bij veel peuters en kleuters voor, veroorzaken zelden klachten en hebben vrijwel nooit een specifieke behandeling nodig. Voor veel ouders zijn ze wel een bron van zorg vanwege de vermeende relatie met mogelijk op latere leeftijd optredende afwijkingen van het bewegingsstelsel.