Van Wayenburg C, Van Binsbergen J. Ondervoeding. Huisarts Wet 2011;54(3):133-7.
Ondervoeding is een diagnose die Nederlandse huisartsen niet vaak stellen. Dat komt niet per se doordat zij in hun praktijk zo weinig gevallen van ondervoeding tegenkomen, maar vooral doordat zij het niet als aparte diagnose registreren en eerder op zoek gaan naar het onderliggend lijden. Ondervoeding is echter niet zeldzaam, met name niet bij bepaalde risicogroepen zoals ouderen en chronisch zieken.
Uit de prevalentiecijfers van zes huisartsenregistratienetwerken blijkt dat ijzergebreksanemie (ICPC-code B80) en pernicieuze/ foliumzuurdeficiëntieanemie (B81) de meest gestelde ‘ondervoedingsdiagnoses’ zijn, met respectievelijk 2,8 tot 8,9 en 1,5 tot 6,2 episoden per duizend patiëntjaren. Het gaat daarbij vaak om 75-plussers. Onderzoek onder 277 COPD-patiënten wees uit dat 11,2% een BMI ≤ 21 kg/m
2 had, en 3,2% een BMI < 18,5 kg/ m
2.
Omdat ondervoeding, zeker bij kwetsbare patiënten, ernstige klinische complicaties kan veroorzaken, is het belangrijk er alert op te zijn. Als huisartsen vaker gewichtsverlies/cachexie (ICPC-code T08) als aparte diagnose zouden vastleggen, zouden voedingsinterventies mogelijk sneller worden ingezet. Het zou de eigen alertheid vergroten en de eventuele overdracht naar andere zorgverleners verbeteren. Zo helpt regelmatig wegen van risicopatiënten om ondervoeding tijdig te signaleren. De recent gepubliceerde Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak (LESA) Ondervoeding biedt aanknopingspunten voor diagnostiek, behandeling en verwijzing.
UMC St Radboud, afdeling Eerstelijnsgeneeskunde, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen: dr. C.A.M. van Wayenburg, huisarts en epidemioloog; prof. dr. J.J. van Binsbergen, bijzonder hoogleraar voedingsleer en huisartsgeneeskunde, alsmede huisarts te Brielle.
Correspondentie: c.vanwayenburg@elg.umcn.nl
Mogelijke belangenverstrengeling: de Nederlandse Zuivel Organisatie heeft de onderzoeken ondersteund.
Beschouwig op basis van proefschrift. Van Wayenburg CAM. Nutrition in general practice. Nijmegen: Radboud Universiteit, 2010.
Abstract
Van Wayenburg C, Van Binsbergen J. Malnutrition. Huisarts Wet 2011;54(3):133-7.
Malnutrition is a diagnosis not often made by general practitioners, not because they rarely see it but because they seldom register it as a separate diagnosis as they tend to investigate the underlying disease. In fact, malnutrition is not that rare, and especially not in certain risk groups, such as the elderly and those with chronic illnesses. Prevalence data from six Dutch general practice research and registration networks revealed that iron deficiency anaemia (ICPC code B80) and pernicious/ folate deficiency anaemia (B81) were most common ‘malnutrition’ diagnoses, with 2.8-8.9 and 1.5-6.2 episodes/problems per 1000 patient-years, respectively, and especially among elderly people (> 75 years). Investigation of 277 patients with chronic obstructive pulmonary disease (COPD) revealed that 3.2% had a BMI < 18.5 kg/m
2 and 11.2% a BMI ≤ 21 kg/m
2. Because malnutrition, and especially in vulnerable patients, can give rise to severe clinical complications, it is essential to be alert to its presence. If general practitioners would record weight loss/cachexia (ICPC code T08) as a separate diagnosis more often, this would facilitate timely dietary intervention and possibly referral to a dietician. Patients at risk should be weighed regularly in order to detect malnutrition. The recently published LESA (Dutch national primary care collaborative agreement) provides guidelines for diagnostics, treatment, and referral for malnutrition.