Op 13 maart 2006 heeft Peter (dan 38 jaar) zijn eerste afspraak in mijn praktijk. Ik zie dan een wat wonderlijke, sterk gesleten dentitie met opmerkelijke retentie van verschillende molaren in onder- en bovenkaak. De end-to-end-relatie van de frontelementen schreeuwt om ten minste een beetverhoging van toch al snel een millimeter of vijf. Dorsaal ontbreekt occlusaal contact. Als ik Peter een beeld schets van de problemen die zijn tandbogen luid en duidelijk kenbaar maken, vraagt hij voorzichtig of vragen naar de oplossing in de vorm van een volledige prothese misschien als godslastering ervaren kan worden. Ik beaam dat en leg hem dan ook uitvoerig uit welke schade extracties gaan opleveren ten aanzien van het kaakbot. Ook vertel ik hem dat het ontbreken van wortels in het kaakbot een snel en omvangrijk verlies van resterend kaakbot gaat opleveren. En ik rond de diabolisering van die oplossing af met het statement dat ook een uitneembare voorziening niet kan zonder ondersteunend kaakbot.
Peter lijkt verder nauwelijks interesse te hebben in behandeltijd, behandelvormen en kosten. Dit weerhoudt mij er niet van om hem toch maar van een schriftelijk behandelvoorstel en een ruimhartige begroting te voorzien.