Oorsuizen is bijna altijd een subjectieve klacht die voor de huisarts moeilijk objectiveerbaar is. De huisarts kan het suizen slechts zelden horen. De beleving van de klacht is zeer divers en wordt door allerlei omgevingsfactoren maar ook door de gemoedstoestand van de patiënt bepaald. In het merendeel van de gevallen heeft oorsuizen weinig invloed op de kwaliteit van leven en is het voornamelijk een hinderlijk verschijnsel waarvoor geen uitgebreid diagnostisch onderzoek nodig is. Oorsuizen doet zich vooral op middelbare en oudere leeftijd voor. Veroudering van het oto-akoestische, het vasculaire en het neurosensorische systeem zijn meestal de oorzaak; minder vaak spelen specifieke en behandelbare ziekten een rol, zoals tubadisfunctie, cerumenimpactie en middenoorontsteking. De opdracht voor de huisarts is vooral gericht op het uitsluiten van specifieke en behandelbare aandoeningen en op bijkomende problemen zoals gehoorstoornissen. Anamnese, otoscopie en gehooronderzoek vormen daarbij de hoeksteen. Alleen bij het vermoeden van otologische, neurologische of vasculaire pathologie wordt verder aanvullend onderzoek verricht.