Afhankelijk van de zorgverlener of instantie bij wie iemand met ARFID aanklopt, de leeftijd van de patiënt, de ernst van de problematiek en de eventuele comorbiditeit zijn er verschillende opties voor wat betreft probleemselectie en behandelplan. Het kind kan bijvoorbeeld door de kinderarts zijn verwezen naar een gespecialiseerd behandelcentrum voor eetproblematiek of naar een tweedelijnsinstelling voor hulpverlening aan kinderen en jeugdigen. Of de (jong)volwassene werd door de huisarts verwezen naar een hulpverlener of instelling waar volwassenen met ARFID of andere eetproblematiek terecht kunnen voor psychologische behandeling. In alle gevallen is er al een vermoeden dat er sprake is van ARFID. Om te kunnen bepalen of ARFID als hoofdprobleem – en als eerste – behandeld dient te worden is het echter zaak een goede analyse te maken van het probleem en de probleemsamenhang. Een casusconceptualisatie/holistische theorie en functie- en betekenisanalyses zijn op hun plaats vooraleer een behandelplan wordt gemaakt en aan de slag gegaan wordt met cognitieve gedragstherapie voor ARFID. Ook mag niet worden vergeten om concrete behandeldoelen vast te stellen, met daaraan gekoppelde evaluatiemomenten en -instrumenten, en dient een indicatie van de behandelduur te worden gegeven.