Bij aspecifieke klachten van het houdings- en bewegingsapparaat is er geen organisch substraat voor de klachten te vinden en gaat het vaak om chronische pijn. Ook bij deze patiënten kunnen meetinstrumenten gebruikt worden om de belastbaarheid te bepalen. Hierbij hebben functionele statusmetingen de voorkeur boven fysieke belastbaarheidsmetingen, vooral omdat de functionele statusvragenlijsten een beter inzicht geven in de ervaren beperkingen in het dagelijks functioneren. Daarnaast is de ervaren inspanning van belang voor een goed beeld van het probleem van de patiënt. Daarom is het aan te raden om psychofysieke belastbaarheidsmetingen te gebruiken. De uitkomst van deze testen is de verhouding tussen de gemeten waarde (uitgedrukt in Newton) en de ervaren inspanning (uitgedrukt in een Borg-score), en dit is een maat voor de psychofysieke belastbaarheid van de patiënt. Hiervoor zijn twee isometrische tiltesten en een dynamische tiltest voorhanden. Geconcludeerd wordt dat de psychofysieke belastbaarheidsmetingen te gebruiken zijn om de behandelbare grootheden te bepalen en de behandeling te richten op de psychofysieke belastbaarheid van de patiënt met aspecifieke chronische klachten van het houdings- en bewegingsapparaat.