Wanneer ik onder collega’s het woord rubber- of cofferdam laat vallen, voel ik ineens wat zij zullen voelen die met de Wachttoren, de Grote Boodschap of ander kerkgenootschapskrantje langs de deuren gaan. Je bent er tot in de diepste vezels van je lijf van overtuigd dat de ongelovige (lees niet-gebruiker) zichzelf ernstig tekortdoet. Het leven valt zoveel prettiger te beleven mét. Maar de anderen doen niet de geringste moeite om de lichaamstaal die je toeschreeuwt dat je nou eens een keertje moet oprotten met je gezemel, ook maar een heel klein beetje te verhullen. Hun ogen draaien richting wenkbrauwen, de schouders zakken moedeloosheid tonend wat omlaag. Het is een en al berusting wat je aanstaart. En je weet dat wanneer je nog even doorgaat, die berusting kan verworden tot rauwe agressie.