Bij sedatie wordt met geneesmiddelen het bewustzijn zodanig verlaagd dat de patiënt een onaangename procedure, bijvoorbeeld een endoscopie, beter kan verdragen. Bij sedatie op de intensive care is het doel om de patiënt de beademing te laten verdragen zonder tegenademen, onrust of hoesten. Bij sedatie voor diagnostische of therapeutische ingrepen is een ander belangrijk doel om de voor de behandelaar optimale werkcondities te verkrijgen, bijvoorbeeld het voorkomen van onrust of kokhalzen tijdens endoscopieën. Gedurende de sedatie moet de mogelijkheid tot communicatie met de patiënt behouden blijven en wel zodanig dat de patiënt gedurende de gehele periode op aanspreken kan reageren; alleen dan blijven de zelfbeschermende reflexen en vitale functies behouden. Zo niet, dan is er sprake van algehele anesthesie: een door medicamenten veroorzaakt bewustzijnsverlies waarbij de patiënt niet wekbaar is, zelfs niet na een sterke pijnprikkel. Tijdens anesthesie is de ademhaling vaak belemmerd en zijn de beschermende luchtwegreflexen verloren gegaan. Om een vrije ademweg te behouden zijn hulpmiddelen nodig en kan beademing noodzakelijk zijn wegens medicamenteuze ademdepressie of spierrelaxatie. Ook de circulatie kan onderdrukt zijn. Vanwege het inherente risico is het toedienen van anesthesie voorbehouden aan anesthesiologen. Analgesie is een toestand van pijnloosheid door perifeer of centraal aangrijpende analgetica.