Een veertigjarige vrouw krijgt plotseling een aanval van bewusteloosheid met trekkingen aan armen en benen. Deze duurt circa vijf minuten, waarna ze nog circa een kwartier comateus blijft. Als ze weer een beetje bijkomt reageert ze inadequaat, agressief en verward. Achteraf gezien gedroeg ze zich de hele afgelopen week al vreemd en was vaak prikkelbaar, naar ze zei vanwege hoofdpijn. Ze kon zich om niets kwaad maken en viel onbeleefd uit naar vreemden. Anderzijds reageerde ze onverschillig op het bericht dat een goede vriendin een ernstig ongeval was overkomen. Vooral de laatste dagen vertoonde ze vreemd gedrag. Ze stak veel dingen in haar mond, at bijvoorbeeld bloemen uit een vaas op tafel. Het ene moment liep ze rusteloos door de kamer, terwijl ze daarna totaal apathisch kon zijn. Ze deed haar papagaai de deur uit omdat ze zijn doordringende geluid niet meer kon verdragen. Dat er uit de kooi inmiddels een penetrante geur kwam, leek haar minder te deren.