In de romp zijn als benige skeletdelen te onderscheiden: de wervelkolom, de ribben en het bekken – hoewel het laatste strikt genomen tot de onderste extremiteit behoort maar in de romp is ingebouwd. De wervelkolom is een elastische staaf met een groot aantal geledingen. In rechtopstaande houding toont deze centrale zuil in zijaanzicht een viertal karakteristieke bochten: in het thoracale en sacrale gebied convex naar achteren en in het cervicale en lumbale gebied concaaf naar achteren (respectievelijk kyfotische en lordotische kromming). Deze S-vormige curvatuur is terug te voeren op de vormeigenschappen van de tussenwervelschijven en wervellichamen. In het algemeen zijn de wervellichamen ventraal echter lager dan dorsaal. Op elkaar gestapeld zonder tussenwervelschijven zou dat een kyfotische C-kromming opleveren. Hoewel spieren natuurlijk wel invloed op de vorm van de romp hebben, wordt die dus uiteindelijk door de weke delen van de wervelkolom, in casu de tussenwervelschijven, bepaald.