Ongewilde kinderloosheid komt vaak voor, naar schatting in 10% van de relaties. Het is geen strikt gynaecologisch probleem, maar een gezamenlijk probleem van man en vrouw. Pas wanneer duidelijk is dat een van beide partners onmogelijk in staat is om kinderen voort te brengen spreekt men van steriliteit. Soms treedt ongewenste kinderloosheid op nadat de vrouw reeds zwanger is geweest. Men spreekt dan van secundaire infertiliteit, ook wanneer de vorige zwangerschap in abortus is geëindigd. Men mag pas spreken van infertiliteit wanneer bij onderzoek afwijkingen worden aangetoond die duidelijk maken dat het ontstaan of verwekken van een zwangerschap onmogelijk is. Meestal is er echter sprake van subfertiliteit, zoals een ovulatiestoornis of oligospermie.Wanneer er bij beide partners sprake is van verminderde vruchtbaarheid kan een relatieve subfertiliteit het gevolg zijn. Met een andere partner zou de verminderde fertiliteit mogelijk niet tot uiting komen. Soms is het niet zozeer een probleem om zwanger te worden maar om zwanger te blijven. Men spreekt dan van primaire of secundaire kinderloosheid.