De bloeddruk is een nog steeds niet helemaal opgehelderd samenspel tussen de uitstroom van bloed uit het hart en het open- en dichtgaan van de bloedvaten. Het doel is zorgen voor een constante druk in de bloedvaten in de organen en voor een toenemende druk in geval van een verhoogde behoefte bij bijvoorbeeld inspanning. De bloeddruk gaat bij het samentrekken van het hart (de systole) omhoog tot 120 tot 140 mm Hg en daalt bij het ontspannen van het hart (de diastole) weer tot ongeveer 80 à 90 mm Hg. De regulatie van dit systeem is zeer gevoelig. Als na de nachtrust met een relatieve lage bloeddruk, mensen uit bed opstaan, is er plotseling een hogere druk nodig om de hersenen te voorzien. Die aanpassing geschiedt binnen enkele seconden, behalve bij jonge opgroeiende pubers bij wie het systeem zich nog niet heeft aangepast aan de lengtegroei en bij bejaarden bij wie het systeem door verouderingsprocessen trager wordt. Deze mensen worden bij snel opstaan dan ook duizelig. Het sympathische zenuwstelsel speelt hierbij een belangrijke rol: het stimuleert het hart door de hartslagfrequentie te verhogen en het zorgt voor vasoconstrictie (het vernauwen van de vaten) waardoor de bloeddruk omhoog gaat. De vasoconstrictie wordt ook gereguleerd door de concentraties van bepaalde stoffen in het bloed. Als het hart minder bloed uitpompt, wordt bijvoorbeeld de concentratie van renine en angiotensine in het bloed verhoogd, hetgeen dan voor de vasoconstrictie zorgt.