Het heupgewricht is een klinisch belangrijke lokalisatie van artrose, hier verder coxartrose genoemd (coxa: heup). De incidentie van nieuwe gevallen is in Noordwest-Europa ruim één promille van de bevolking per jaar, meer bij vrouwen dan mannen. De maatschappelijke gevolgen van morbiditeit en invaliditeit zijn aanzienlijk. Coxartrose kan worden opgevat als een eindstadium van aandoeningen met vele oorzaken. Coxartrose kan primair of ‘idiopathisch’ zijn zonder dat een duidelijke oorzaak aanwijsbaar is; in een aantal gevallen is een genetische predispositie aannemelijk. Veel gevallen zijn secundair, dat wil zeggen: het gevolg van mechanisch abnormale verhoudingen in het heupgewricht of pre-existente aandoeningen daarin. Bekende oorzaken zijn congenitale afwijkingen als heupdysplasie of doorgemaakte ontwikkelingsstoornissen op de kinderleeftijd, zoals de ziekte van Perthes. Voorts kunnen bacteriële artritis, fracturen in het heupgewricht of avasculaire femurkopnecrose de basis vormen voor het vroeger of later ontstaan van coxartrose. De klinische progressie is veelal langzaam en kan zich over vele jaren uitstrekken. Door toenemende beschadiging van het heupgewricht ontstaat geleidelijk aan pijn in het heupgewricht en neemt zowel beweeglijkheid als belastbaarheid af. Voor het stellen van een juiste diagnose zijn naast anamnese en lichamelijk onderzoek ook röntgenonderzoek en, incidenteel, aanvullend laboratoriumonderzoek nodig.