In contact met patiënten uit specifieke doelgroepen houdt de assistent rekening met de specifieke kenmerken van de doelgroep. De assistent maakt daarbij gebruik van handvatten, zoals de gespreksstructuur en de voorlichtingspijl. De assistent maakt contact, bespreekt de reden voor het contact en stelt samen met de patiënt de ‘gespreksagenda’ op. Daarna bespreekt de assistent de onderwerpen van de agenda en voert eventuele handelingen uit. Evaluatie en zorgvuldige afronding vergroten de tevredenheid van de patiënt en de kans dat deze de informatie of het advies oppakt. De assistent hanteert de voorlichtingspijl en de tell-show-feel-do-methode. De voorlichtingspijl bevat de stappen naar gedragsverandering: openstaan – begrijpen – willen – kunnen – doen – blijven doen. Vaak vraagt de stap ʻwillenʼ veel aandacht. Deze stap is van belang voor de eigen regie van de patiënt.