De geriatric giants zijn: cognitieve functiestoornissen, depressie, verminderde zintuiglijke functies, loopstoornissen, valneiging en incontinentie voor urine. Bij anamnese en onderzoek past de arts zich aan het tempo en het uithoudingsvermogen van de patiënt aan. Achterhalen van het niveau van functioneren is minstens zo belangrijk als vaststellen welke aandoeningen de patiënt heeft. De anamnese verloopt als volgt: hoofdklacht en anamnese gericht op de hoofdklacht, voorgeschiedenis (de actieve en zo nodig de passieve gegevens), volledig overzicht van medicatie en intoxicaties, algemene anamnese, tractusanamnese/geriatrische syndromen, biografische anamnese en familieanamnese, anamnese van functionele status (fysiek, psychisch, cognitief, sociaal; zelfstandigheid). De anamnese kan atypisch zijn (bijvoorbeeld myocard zonder pijn) en tijdens een delier mag men de diagnose ‘dementie’ niet stellen. En aantal symptomen is belangrijk om deze aandoeningen te onderscheiden. Dehydratie komt vaak voor, maar is meestal moeilijk vast te stellen. Een licht versnelde ademhaling kan op een beginnende pneumonie duiden. Bij het buikonderzoek moet altijd gezocht worden naar een blaasretentie.