Wie kritische kanttekeningen plaatst bij de zo heilzwangere praktijk van kankerscreening heeft het niet gemakkelijk; men raakt betrokken in een verbeten gevecht dat alle kenmerken heeft van een dogmatische geloofsstrijd.1 Er staan daarbij kennelijk zowel grote belangen als prestige op het spel.2 Door de frontale wijze waarop de Deense onderzoekers de aanval hebben ingezet, is het debat ‘uit de toon’ gegaan. Toch stellen zij cruciale vragen, die te snel uit het zicht raken als de discussie verzandt in ‘welles-nietes’. Van Veen stelt dat mijn beweringen door feitelijke onjuistheden worden onderbouwd. Maar wat zijn dan ‘feitelijke onjuistheden’? Een ‘feit’ heeft, volgens de lexicale definitie, werkelijk plaatsgehad en ‘onjuistheid’ is geen norm maar een conclusie.