Uijen AA, Mokkink HGA, Bakx JC. De resultaten van trials zijn voor de huisarts vaak niet goed bruikbaar. Huisarts Wet 2009;52(4):172-6.
De richtlijnen in de huisartsgeneeskunde bouwen waar mogelijk voort op de resultaten van gerandomiseerd gecontroleerd klinisch onderzoek. Het is echter de vraag of klinische trials wel als model kunnen dienen voor de dagelijkse huisartsenpraktijk. Trialpatiënten verschillen op tal van punten met de patiënten die de huisarts op zijn spreekuur ziet. Een van de belangrijkste verschillen is dat multimorbiditeit in de huisartsenpraktijk veel vaker voorkomt. En bij iedere patiënt die meerdere aandoeningen heeft, zal de huisarts moeten afwegen of de in de richtlijn aangehaalde trials wel een goede leidraad zijn voor de behandeling. Er kunnen interacties optreden tussen de verschillende medicijnen, sommige aanbevolen medicijnen kunnen de nevenaandoening beïnvloeden en ook de therapietrouw van de patiënt kan een rol spelen.
Het effect van behandelingen zou daarom vaker onderzocht moeten worden in de huisartsenpraktijk, bij patiënten met meer dan één aandoening en bij voorkeur in observationeel onderzoek. De Nederlandse huisartsen beschikken in principe over een schat aan cruciale informatie in de elektronische medische dossiers, mits de huisartsen alle gegevens van hun patiënten nauwkeurig en uniform registreren. De NHG-Richtlijn Adequate dossiervorming met het Elektronisch Medisch Dossier biedt daarvoor een kader.