Dit hoofdstuk gaat over de verpleegkundige ondersteuning bij het uitvoeren van nieuw gedrag. De stap Kunnen verwijst naar het vermogen een handeling of aanpak in het dagelijks leven uit te voeren. Daarvoor heeft een patiënt specifieke vaardigheden nodig. Het kan gaan om handelingsvaardigheden (motorische, uitvoeringsvaardigheden), planningsvaardigheden, vaardigheden in contact met anderen en probleemoplossende vaardigheden. Tegenover vaardigheden staan barrières: problemen die de patiënt kan tegenkomen zoals gebrek aan tijd, moeheid, gewoonten, moeite met vinden van een balans. De verpleegkundige brengt de vaardigheden en barrières in kaart. Met duidelijk gegeven instructies en door het nieuwe gedrag in kleine haalbare stappen te oefenen, doet de patiënt succeservaringen op. Om de transfer naar uitvoering thuis voor te bereiden, bespreekt de verpleegkundige met de patiënt welke problemen zich mogelijk kunnen voordoen (anticiperen) en helpt bedenken hoe hij die kan oplossen.