Door onderscheid te maken tussen descriptieve ethiek, normatieve ethiek en meta-ethiek, laten we zien dat we bij een beroepsethiek een normatieve ethiek op het oog hebben: een ethiek die richtinggevend kan zijn voor een verantwoorde invulling van de beroepspraktijk. Voor een bevredigend antwoord op de vraag ‘Wanneer is een handeling of beslissing moreel juist?’ gaan we na welke antwoorden we krijgen als we deze vraag aan collega’s voorleggen. Eén antwoord lichten we eruit, namelijk dat een handeling moreel juist is als zij overeenstemt met mijn normen en waarden. Dit antwoord – met zijn tekortkomingen – zet ons op het spoor van een ander antwoord: een handeling is moreel juist als recht wordt gedaan aan de ander. Tot slot besteden we aandacht aan het onderscheid tussen rechtmatigheid (het in overeenstemming zijn met de wet) en morele juistheid – het recht doen aan de ander.